Twee mensen. Twee verhalen. De een wil weer aan het werk na zijn revalidatie als gevolg van een motorongeluk. De ander heeft een goede baan, maar kan door een spierziekte niet meer op eigen kracht naar haar werk gaan. De bestaande regelingen boden geen oplossing. Toch werd er iets op gevonden.
Tot voor kort kenden ze elkaar niet. Nu rijden ze samen naar het werk. Twee uur heen, twee uur terug. De een rijdt en doet overdag werkervaring op, de ander wordt gereden en kan daardoor haar werk voorlopig voortzetten. Het verhaal van Vincent Proost en Berendien Spiers is uniek en inspirerend.
Goede baan. Berendien Spiers (57) geniet van haar baan bij de Unie van Waterschappen. De ecologe heeft jaren met haar gezin in het buitenland gewoond en zich met hart en ziel ingezet voor plattelandsontwikkeling in onder andere Mozambique en Sri Lanka. Als de kinderen de middelbare-schoolleeftijd bereiken, vestigt het gezin zich weer in Nederland. Haar man vindt zo weer een baan, maar voor een goed opgeleide vrouw boven de veertig ligt dat eind jaren tachtig moeilijker. Na jaren van vrijwilligerswerk lukt het Spiers eindelijk om een goede, betaalde baan te vinden. April 2001 gaat ze aan de slag als beleidsmedewerker bij de Unie van Waterschappen. Begin 2003 krijgt ze lichamelijke klachten en belandt ze in de medische molen. De diagnose komt pas als ze al met krukken naar kantoor gaat: ALS, een progressieve en fatale spierziekte. Diezelfde middag neemt Spiers een besluit.
Stoppen of doorgaan? “De dag dat ik de diagnose kreeg, moest ik een voordracht schrijven. Toen ik thuiskwam van mijn afspraak in het ziekenhuis ben ik direct achter mijn computer gaan zitten om de tekst op tijd af te krijgen.” Het is kenmerkend voor de manier waarop Spiers met haar ziekte omgaat: “Als je zoiets hoort, kun je twee dingen doen. Althans zo zie ik het. Of alles uit je handen laten vallen en direct stoppen met werken óf doorgaan tot het echt niet meer gaat. Ik koos voor het laatste.”
Een keuze die ze tot op de dag van vandaag trouw is gebleven. In de praktijk is gebleken dat Spiers aan een atypische – wat mildere – vorm van ALS lijdt. Dat neemt niet weg dat de krukken al gauw werden vervangen door een rollator, en die weer door een scootmobiel. Gevolgd door een aangepaste auto met mogelijkheid om haar scootmobiel te vervoeren. Totdat ook de lange reis van Egmond-Binnen naar Den Haag te inspannend werd.
Bij de Unie van Waterschappen gaan ze alle mogelijke oplossingen na. Ook UWV wordt ingeschakeld. De gebruikelijke opties uit de Wet REA bieden echter geen adequate oplossing. De enige mogelijkheid lijkt nog volledige arbeidsongeschiktheid. Maar Spiers wilde zo lang mogelijk blijven werken.
Gerda Bouwens is adviseur Personeel en Organisatie van de Unie van Waterschappen: “Het ging om een uniek probleem, waar dus ook een unieke oplossing voor nodig was. We hadden te maken met iemand die héél graag wilde werken en dat met enige aanpassingen ook kon, maar de reis naar het werk was vrijwel onmogelijk voor haar geworden.”
Na diverse besprekingen rolt er uiteindelijk toch een oplossing uit. Een oplossing die bovendien niet alleen Spiers helpt, maar ook Vincent Proost die thuiszit. Een oplossing ook die tot stand komt dankzij ‘grensverleggend’ samenwerken van verschillende afdelingen binnen UWV. Die leidt ertoe dat Proost door zijn arbeidsdeskundige wordt gebeld met de vraag of hij niet de chauffeur van mevrouw Spiers wil worden. Behalve heen en weer rijden naar de Unie van Waterschappen kan hij daar ook stagelopen. Proost – die dan zelf nog met krukken loopt – grijpt die kans met beide handen aan.
Kruisbestuiving. Vincent Proost (38) is op dat moment, na een intensieve revalidatieperiode van anderhalf jaar, weer bijna toe aan een baan. De afgestudeerd geograaf zat tijdelijk zonder werk toen hij in 2004 een motorongeluk kreeg. Proost: “In eerste instantie leek het mee te vallen. Ik heb nog naar huis gebeld met de mededeling dat alleen mijn been gebroken was. Maar de röntgenfoto’s toonden aan dat mijn knie verbrijzeld was. Bij een operatie zijn de nodige schroeven en platen in mijn been aangebracht en moest ik revalideren. Dat gaat goed. Ik heb altijd veel aan sport gedaan. Dat helpt, maar ik ben er nog niet.”
Zodra dat kan, wil Proost weer aan de slag. Hij heeft interesse voor milieuzaken en staatsbosbeheer. Het telefoontje van zijn arbeidsdeskundige een paar weken voor Kerst, brengt uitkomst. Proost: “Behalve chaufferen werd me de mogelijkheid geboden om werkervaring op te doen. Naast administratief werk en het doornemen van beleidsstukken krijg ik de gelegenheid om met diverse mensen te praten over mijn eventuele mogelijkheden en een netwerk op te bouwen. Mijn revalidatie staat nu nog voorop – ik wil er echt alles uithalen wat er in zit – maar ik wil ook aan de slag komen. Dit is een mooi opstapje en ik help er ook nog iemand mee. Wat dat betreft is het een goede kruisbestuiving.”
Grenzen verleggen. Tot hoever kun je gaan? Spiers merkt dat ze haar grenzen wel een paar keer heeft moeten verleggen. Het niet meer zelfstandig naar haar werk kunnen gaan was zo’n grens. Spiers: “Je raakt op zo’n moment weer een stukje autonomie kwijt. Maar als je ziet hoeveel moeite het bedrijf voor me heeft gedaan, kun je moeilijk weigeren. Iemand in mijn kennissenkring zei: ‘Ach, de minister heeft er toch ook geen moeite mee om zich te laten rijden’. Dat relativeert. Zo lang ik nog werk kan doen dat substantie heeft en ik mijn afspraken kan nakomen vind ik het de moeite waard. Sommige mensen vinden dat vreemd. Ik heb het daar met Vincent in de auto ook vaak over. Moet je met zo’n prognose niet stoppen met werken en bijvoorbeeld al je tijd met je gezin doorbrengen? Maar dat doe ik voldoende en ik heb in mijn leven al veel avontuurlijke dingen gedaan en veel gereisd. Voor mij is zo’n vaste baan nu het leukste wat ik kan doen. Hoe het verder gaat, weet ik niet. Het is een grillige ziekte. Ik probeer zo min mogelijk te piekeren en ga uit van de mogelijkheden die ik nog heb.”
UWV Perspectief, maart 2006, coördinatie: Els Wiegant Tekst!, tekst: Moniek Moorman
Gerelateerd
|